%@LANGUAGE="JAVASCRIPT" CODEPAGE="65001"%>
|
||||||||||||||
Handvest voor de rechten van katholieken in de kerk De rechten van de katholieken in de kerk zijn gebaseerd op zowel ons fundamenteel mens-zijn als op ons gedoopt-zijn als christenen. Het behoren tot de mensengemeenschap en hetbbehoren tot de kerkgemeenschap zijn dus het gezamenlijk fundament van de hier geformuleerde rechten die onze waardigheid en vrijheid als mens en als christen garanderen. Fundamentale mensenrechten worden helder geformuleerd in het Handvest van de Verenigde Naties. Het hieronder volgende Handvest voor de Rechten van Katholieken in de Kirk veronderstelt de rechten die in het VN-handvest staan geformuleerd. Ze worden aangvuld met de gemeenschappelijke rechten en vrijheden die christenen bij hun doop ontvangen en die steunen op 1) het gemeenschappelijk priesterschap van alle gelovigen, 2) de fundamentele gelijkheid van alle gelovigen en 3) de profetische taak van iedere gelovige. Bovendien heeft het Tweede Vaticaans Concile de kerk opgeroepen om de “tekenen des tijds” te lezen en te verstaan. Een van die duidelijke tekenen in vaal landen is de zorg om de mensenrechten. De opstellers van dit Handvest nemen als uitgangspunt dat trouw aan de boodschap van het evangelie de opdracht inhoudt te zorgen voor rechvaardigheid in zowel kerk als samenleving. Kerk-zijn betekent dat gewerkt moet worden aan de bevrijding van degenen die onderdrukt of gemarginaliseerd worden door de zondige sociale structuren die het vaak voor mannen en vrouwen onmogelijk maken zelfs maar hunfundamentale rechten op te eisen. Voor de totale kerk als Volk van God, en niet alleen voor individuele christenen, is er een roeping om het gebod van de liefde gestalte te geven. Deze verantwoordelijkheid houdt met name ook in dat er een vernieuwing moet komen van die eigen organisatiestructuur van de kerk die onrecht blijkt te bevorderen en aan bepaaide katholieken hun persoonlijke rechten en de vrijheid van christenen onthoudt. ‘Rechtvaardigheid is het absolute minimum van de liefde” (Paulus VI). Als menselijke gemeenschap kan de institutionele kerk zich daarom niet langer een autoritaire en hierarchische kerkorde verooloven die aansloot bij eerdere fasen in de ontwikkeling van mens en samenleving. De sociale leer van de kerk, met name zoals die werd neergelegd in de encycliek “Populorum Progressio” van Paulus VI, wordt in dit Handvest voorondersteld. Het fundamentele beginsel van dit Handvest is dat alle katholieken fundamenteel gelijk zijn. In canon 208 van het herziene kerkelijk wetboek staat: “Alle christengelovigen zijn, op basis van hun wedergeboorte in Chrisyus, volkomen gelijk wat waardigheid en handelingsbevoegdheid betreft; allen werken samen bij de opbouw van het lichaam van Christus, overeenkomstig ieders eigen positie en functie.” Met andere woorden: de gelijkheid van alle katholieken vindt haar basis in de ene Heer, het ene geloof, de ene roeping en ene gemeenschappelijke sacramentele inwijding. Daarom worden rechten noch gelijkheid aangetast door de verschillende gaven en functies van kerkleden. Christus heeft alle verdeeldheid vernietigd “tussen joden en heidenen, mannen en vrouwen, slaven en vrije” (Gal 3.28). Omdat allen gelijkelijk door God bemind worden, mag niemands vermogen om op Gods uitnodiging in te gaan en de eigen gaven vruchbaar te maken binnen de kerkgemeenschap ingeperkt worden om redenen van ras, leefijd, nationaliteit, geslacht, seksuele orientatie, levensstaat of sociale positie. Het herziene kerkelijk wetboek formuleert slechts gedeeltelijk de beginselen waarop een rechtvaardige,liefdevolle en daardoor vruchtbare relatie tussen kerkelijke gezagsdragers en het godsvolk moet steunen. Rechten staan nooit op zichzeif, maar zijn altijd verbonden met daaraan corresponderende verantwoordelijkheden. Het is echter belangrijk zich ook te realiseren dat verantwoordelijkheden niet goed kunnen worden gedragen zonder dat die fundamentele menselijke en christelijke rechten zijn veiliggesteld en kunnen worden uitgeoefend. Dit alles maakt de behoefte duidelijk aan een helder en compleet Handvest voor de rechten van katholieken in de kerk, rechten die gefundeerd zijn op (en bepaald worden door) het evangelie, alsmede op de authentieke kerkelijke traditie. Daarop proclameert dit Handvest de volgende rechten van katholieken. Fundamentele rechten 1. Alle katholieken hebben recht zich te laten leiden door hun gevormd geweten, op alle terreinen. 2. Kerkelijke leiders hebben alleen het recht om leeruitsprsken te doen inzake persoonlijke en sociale moraal na uitgebreide voorafgaande consultatie (canon 747). 3. Alle katholieken hebben het recht die activiteiten te ondernemen die de rechten van anderen niet aantasten; zij hebben bijvoorbeeld vrijheld van meningsuiting, persvrijheid en vrijheid van vergadering (canones 212.2 en 3; 215). 4. Alle katholieken hebben het recht van toegang tot alle informatie die kerkelijke leiders hebben met betrekking tot hun geestelijk en tijdelijk welzijn, op voorwaarde dat de rechten van anderen niet worden aangetast (canones 217; 218; 223, 1). Besluitvorming en meningsverschil 5. Alle katholieken hebben het recht hun mening in te brengen bij alle beslissingen die henzelf raken, inclusief de keuze van hun leiders (canon 212.3). 6. Alle katholieken heeben het recht van hun leiders rekenschap te vragen over hun beleid (canon 1287.2). 7. Alle katholieken hebben het recht om op vrijwillige basis verenigingen op te richten die katholieke doelstellingen nastreven, inclusief het recht op het gezamenlijk vieren van liturgie; dergelijke vereningingen kunnen hun eigen bestuursstructuur vaststellen (canon 215). 8. Alle katholieken hebben het recht om publiek bekend te maken dat zij het niet eens zijn met door kerkelijke autoriteiten genomen beslissingen (canones 218; 212.3). Rechtsbedeling 9. Alle katholieken kunnen aanspraak maken op een rechtsbedeling volgens de algemeen aanvaarde normen voor behoorlijke administratieve en strafrechtelijke procesvoering, en zonder onnodige vertraging (canones 221.1, 2,3; 223.1,2). 10. Alle katholieken hebben het recht om via vastgestelde rechtsprocedures herstel te eisen van aangedaan onrecht (canon 221. 1,2,3). 11. De goede naam en de privacy van geen enkele katholiek mogen worden aangetast (canon 220). Kerkelijke functies en spiritualiteit 12. Alle katholieken hebben recht om van de kerk die dienstverlening te ontvangen die nodig is voor een volledig christelijke levenspraktijk; daaronder valt: a. onderricht in de katholieke traditie en aanbieding van de morele levensvoorschriften op een wijze die de christelijke waarden stimulerend en relevant doet zijn voor het leven van vandaag (canon 229. 1,2). b. mogelijkheden tot liturgische viering die de vreugden en zorgen van de vergaderde gemeenschap weerspiegelen, en die deze gemeenschap instrueren en inspireren. c. pastoralebegeleiding die met liefde en doelmatigheid het christelijk erfgoed actualiseert voor de betrokken mensen in hun eigen situatie (canon 213). 13 Alle katholieken hebben het recht om, de normen van het evangelie indachtig, alle wegen te begaan waarvan ze geloven dat die hun leven in Christus (d.w.z. hun zelfverwerkelijking als unieke door God geschapen mensen) bevorderen. Ze hebben ook het recht op een begeleiding die authentiek menselijk leven bevordert, zowel op persoonlijk viak als in relatie tot de kerkgemeenschap en de wereld als geheel (canon 213). 14. Alle katholieken hebben het recht om de gewoonten en wetten te volgen van de ritus van hun eigen keuze, en in die traditie liturgie te vieren (canon 214). 15. Alle katholieken hebben ongeacht hun ras, leeftijd, sekse, seksuele orientatie, levensstaat of sociale positie, alle sacramenten te ontvangen waarop ze goed zijn voorbereid. 16. Alle katholieken hebben ongeacht hun kerkrechtelijke status (van leek of clericus), sekse of seksuele orientatie, het recht alle kerkelijke functies uit te oefenen waarvoor ze de vereiste bekwaamheid bezitten, in overeenstemming met de behoeften en de instemming van hun kerkgemeenschap (canon 225.1). 17. Alle katholieken hebben het recht van kerkelijke functionarissen te vorderen dat ze de gemeenschapsgeest bevorderen (canones 369; 515). 18. Kerkelijke functionarissen hebben het recht op een goede vorming, inclusief reuitvoering van hun functie; ook kunnen zij aanspraak maken op het respect en de vrijheid die voor een goede taakvervulling nodig zijn. 19. Alle katholieken mogen verwachten dat alle kerkelijke functionarissen goed opgelied zijn en gedurende hun hele ambtsperiode hun berkwaamheden op peil houden en verder ontwikkelen (canones 217; 279). 20. Katholieke theologie-docentren hebben het recht op een verantwoordelijke academische vrijheid. Of hun onderricht aanvaardbaar is dient te worden vastgesteld in samenspraak met hun vakgenoten, waarbij rekening wordt gehouden met de legitimiteit van verantwoordelijk verschil van mening en veelvormigheid in geloofsopvattingen (canon 218). Sociale en culturele rechen 21. Alle katholieken hebben recht op vrijheid in politieke aangelegenheden (canon 227). 22. Alle katholieken hebben het recht om, op basis van heteigengevormd geweten, te werken voor rechyvaardigheid en vrede in de wereid (canon 225.2). 23. Alle personen in dienst van de kerk hebben het recht op goede arbeidsvoorwaarden en een rechtvaardig loon. Ze hebben er ook recht op, dat aan hun arbeid niet zonder behoorlijke procedures een eind wordt gemaakt (canon 231.2). 24. Alle katholieken hebben het recht om hun artistieke en culturele begaafdheden productief te maken zonder tussenkomst (d.w.z. censuur) door kerkelijke autoriteiten; envenzo hebben allekatholieken het recht om vrij genieten van de vruchten van kunst en cultuur. |
Other voices Challenges Facing Catholicism |
|||||||||||||
|